Vrije Universiteit Brussel


Boffin N, Devroey D, Van Casteren V. Slachtoffers van ongevallen bij de huisarts: Resultaten van de registratie door het Belgische netwerk van huisartsenpeilpraktijken en de Belgische gezondheidsenquête. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, september 2009, 61p. Rapport D/2009/2505/25.

Eerste auteur: Boffin N.

Jaar: 2009

Type: Publicatie

PDF

Abstract:

In 2002 registreerden de huisartsen uit het Belgische netwerk van huisartsenpeilpraktijken alle ongevallen waarvoor zij als eerste zorgverlener werden geraadpleegd. Het netwerk bestaat al sinds 1979 en jaarlijks nemen ongeveer 150 huisartsen deel aan de registratie. Ze vullen wekelijks een registratieformulier in met gegevens over een achttal gezondheidsproblemen. Uit ons onderzoek blijkt dat de peilartsen goed gelijken op de Belgische huisartsen naar leeftijd, geslacht en geografische spreiding.
Het hoofddoel van de registratie was de incidentie (het aantal nieuwe gevallen per jaar per 100 000 inwoners) te schatten van vijf types ongevallen in de Belgische bevolking. We vergeleken de resultaten van de peilregistratie met deze van de Belgische gezondheidsenquête van 2004 om onze resultaten te checken en aan te vullen.
De registratie gaat over vijf type ongevallen: sportongevallen, arbeidsongevallen, verkeersongevallen, thuisongevallen en schoolongevallen. Op het wekelijkse formulier werden het geslacht en de geboortedatum van de patiënt geregistreerd, het type ongeval, de opgelopen letsels, de gevolgen van het ongeval en het middelengebruik.
De gegevens uit de gezondheidsenquête van 2004 zijn niet zonder meer vergelijkbaar met de gegevens uit de peilregistratie van 2002. In de peilregistratie beschreven de huisartsen wekelijks (via een formulier) de (nieuwe) ongevallen(slachtoffers) terwijl in de gezondheidsenquête inwoners van België (via een interview) rapporteerden over een eventueel ongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was. In de gezondheidsenquête werd niet gevraagd of de huisarts de eerste zorgverlener was na het ongeval. Omgekeerd weten we ook niet of de patiënten van de peilartsen achteraf beroep deden op andere zorgverleners. Verder kwamen de vraagformulering in de gezondheidsenquête en de rubrieken in het registratieformulier niet helemaal overeen.
Resultaten
Volgens de registratie van de huisartsenpeilpraktijken in 2002 was de incidentie van ongevallen waarvoor de huisarts als eerste zorgverlener werd geraadpleegd 4471 op 100 000 inwoners. Dat betekent dat er in België 4471 ongevallen op 100 000 inwoners waren waarvoor de huisarts als eerste zorgverlener werd geraadpleegd.
Bijna de helft van de ongevallen waren thuisongevallen. Thuisongevallen kwamen relatief veel voor bij kinderen en meer bij jongens dan bij meisjes. Vanaf 50 tot 54 jaar was de incidentie van thuisongevallen hoger bij vrouwen dan bij mannen. Bij 75-plussers was de incidentie van ongevallen in de huisartspraktijk het hoogst en zo goed als uitsluitend toe te schrijven aan thuisongevallen.
De incidentie van thuisongevallen in de huisartspraktijk was niet anders in het Waalse gewest dan in het Vlaamse gewest. Wel daalde de incidentie van thuisongevallen sinds 1996 met 21% bij Vlaamse vrouwen en met 9% bij Vlaamse mannen. In het Waalse gewest was de incidentie van thuisongevallen niet significant veranderd sinds 1996. Een mogelijke verklaring is dat de afname van het aantal dodelijke ongevallen in de privésfeer en in het verkeer een Vlaamse gezondheidsdoelstelling is. Maar uit de gezondheidsenquête blijkt ook dat meer Vlamingen dan Walen alleen de huisarts (en geen andere zorgverlener) raadpleegden bij een ongeval. Het is denkbaar dat de raadpleging van een huisarts bij een ongeval in de loop der jaren is afgenomen bij de Waalse bevolking. Maar dat zou ook wel het geval kunnen zijn bij de Vlaamse bevolking. Uit onderzoek van Kind & Gezin blijkt dat in 1984-1985 ouders alleen de huisarts raadpleegden (en geen andere zorgverlener) in 59% van de gevallen dat hun baby of peuter een ongeval had en in 1999-2000 was dit percentage gedaald tot 40%.
Volgens de peilartsen ging 13% van de ongevallen in de huisartspraktijk gepaard met alcohol, drugs of andere psychotrope middelen. Bij slachtoffers van thuisongevallen was er bijna vier maal meer acuut alcoholmisbruik en ruim vier maal meer gecombineerd gebruik van alcohol met psychotrope geneesmiddelen dan bij andere ongevallen. Van de vrouwen
5/51
van 75 jaar en ouder met een thuisongeval nam 23% psychotrope geneesmiddelen. Van de mannen met een thuisongeval was 8% op dat moment onder invloed van alcohol, en bij mannen tussen 30 en 59 jaar was dat meer dan 10%.
De meest voorkomende letsels bij thuisongevallen waren open wonden (40%), kneuzingen (31%) en hematomen of bloeduitstortingen (24%). Allicht ziet de huisarts vooral minder ernstige accidentele letsels. Veel slachtoffers (26%) hadden meerdere letsels. Bij thuisongevallen kwamen er bij kinderen meer brandwonden voor, hersenschuddingen en open wonden. Bij ouderen kwamen meer hematomen voor, meerdere letsels tegelijk en vooral fracturen. Verstuikingen kwamen meer voor in de middelste leeftijdsgroep. Bij vrouwen waren er meer fracturen, brandwonden, hematomen en verstuikingen, bij mannen meer open wonden.
Bij 8% van alle ongevallen en 10% van de thuisongevallen had de huisarts de patiënt naar het ziekenhuis verwezen. De kans (in vaktermen “de odds”) op een ziekenhuisopname was tot 10 maal groter bij fracturen en hersenschuddingen. Vanaf 45 jaar nam de kans op een ziekenhuisopname met de leeftijd toe en bij 75-plussers was de kans vijf keer hoger. Ook ongevallenslachtoffers onder invloed van alcohol liepen bijna vijf maal meer kans op een ziekenhuisopname dan andere slachtoffers. Bij ongevallenslachtoffers die psychotrope geneesmiddelen namen was er wat meer kans op een ziekenhuisopname. Bij thuisongevallen stelden we vast dat de kans op een ziekenhuisopname bij gebruik van deze middelen vergelijkbaar was.
Volgens de gezondheidsenquête van 2004 waren er in België wat minder inwoners die in de laatste 12 maanden voor een ongeval een huisarts raadpleegden dan uit de peilregistratie bleek. Nochtans werden in de gezondheidsenquête ook raadplegingen bij huisartsen voor nazorg van ongevallen meegerekend. In beide onderzoeken zien we wel grotendeels dezelfde lijnen in het voorkomen van ongevallen bij mannen en vrouwen naar leeftijd.
Van alle ongevallenslachtoffers uit de gezondheidsenquête bezocht 44% een huisarts voor letsels door het ongeval. Deze populatie is goed vergelijkbaar met de peilpopulatie.
Het is ruim bekend dat alcoholgebruik een risico vormt voor fatale en niet-fatale ongevallen en letsels. Bij ouderen personen houdt het gebruik van psychotrope geneesmiddelen een risico in op vallen en fracturen. In tegenstelling tot de peilregistratie bevat de gezondheidsenquête ook gegevens van personen zonder ongeval in het laatste jaar. Daaruit blijkt dat verkeersongevallen bijna twee maal zo veel voorkwamen bij wie overmatig dronk. Bij gebruik van psychotrope geneesmiddelen (in de twee weken voor de enquête) waren er ook wat meer verkeersongevallen en thuisongevallen.
We stelden een groot verschil vast in het gebruik van psychotrope middelen door ongevallenslachtoffers in de gezondheidsenquête (18%) en de peilregistratie (6%). Ook het verschil in (overmatig) alcoholgebruik door ongevallenslachtoffers in de gezondheidsenquête (20%) en de peilregistratie (6%) was groot maar hier was onze vergelijking riskanter door de aard van de gegevens en de wijze waarop ze verzameld werden.

©2005 • Vakgroep Huisartsgeneeskunde • Vrije Universiteit Brussel • Laarbeeklaan 103 • 1090 Brussel-Jette
Tel.: +32 2 477.43.11 • Fax.: +32 2 477.43.01 • huisarts@vub.ac.be