Vrije Universiteit Brussel


Huisarts: Drie jaren opleiding

Academische opleiding en diploma

In Vlaanderen is de opleiding huisartsgeneeskunde een academische opleiding die drie jaar duurt. Wie het zwaartepunt huisartsgeneeskunde kiest in het vierde jaar van de tweede cyclus van de opleiding tot arts doet meteen het eerste jaar van de specifieke huisartsenopleiding. De universitaire huisartsencentra van de vier Vlaamse faculteiten geneeskunde organiseren dit eerste jaar. Het tweede en derde jaar wordt interuniversitair georganiseerd. De samenwerking tussen de huisartsencentra wordt geregeld door een contract tussen de vier Vlaamse universiteiten die artsen opleiden. Voor de uitvoering van de opleiding deden de universiteiten beroep op het reeds bestaande samenwerkingsverband Interuniversitair Centrum voor Huisartsenopleiding (I.C.H.O., v.z.w., 20 maart 1984). Dit centrum organiseert in Vlaanderen het tweede en derde jaar van de huisartsenopleiding Dit centrum is op last van de interuniversitaire stuurgroep huisartsenopleiding verantwoordelijk voor de organisatie van het tweede en derde jaar van de opleiding.

De specifieke huisartsenopleiding in het eerste jaar

Het eerste jaar huisartsenopleiding tijdens het vierde jaar van de tweede cyclus van de opleiding tot arts bestaat uit:

1) een praktische opleiding van zes maanden ziekenhuisstages op goed uitgeruste, klinische diensten die betekenisvol zijn voor de huisartsgeneeskunde

2) een geïntegreerd programma van:

a) een semester praktijkgerichte opleiding bestaande uit minstens 200 uren theoretische en klinische colleges, seminaria, practica en trainingen over huisartsgeneeskunde; deze lessen wisselen meestal af met praktijkstages;
b) stages (twee à drie maanden) in erkende huisartsenpraktijken of in een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken;
c) de kandidaat moet voor dit programma geslaagd zijn op de examens
De opleidingen in de diverse huisartsencentra zijn grotendeels gelijklopend.

Het tweede en derde jaar van de opleiding

Globaal bestaat de specifieke huisartsenopleiding in het tweede en derde jaar uit:

1. Zelfstudie-zelfwerkzaamheid: reflectie op ervaringen, studie, lectuur, bijwerken van lacunes, weliswaar met de hulp van begeleiders

2. Deelname gedurende twee jaar aan seminaries (50 uren per jaar) en aan andere thematische opleidingsbijeenkomsten (t.o.b.'s) voor hibo's

3. Stages: Minstens twee jaar voltijdse uitoefening van de huisartsgeneeskunde als stage (zonder onderbreking) in het Nederlandstalige gedeelte van België of in Brussel-hoofdstad (zie 2210)

4. De opleiding wordt afgesloten met het eindexamen huisartsgeneeskunde

Erkenning en Erkenningscommissie

Het wettelijk kader van de opleiding tot huisarts

Aan de huidige regeling zijn heel wat andere regelgevingen voorafgegaan die artsen die de huisartsgeneeskunde uitoefenden de kans boden als huisarts erkend te worden. Telkens ook was in overgangsmaatregelen voorzien. Naast de Europese Richtlijn, omdat ze zo fundamenteel is, vermelden we enkel de momenteel geldende besluiten. 15.09.86: Richtlijn van de Raad van de Europese Unie inzake een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde. Deze Europese Richtlijn (86/457/EEG, gecoördineerd in de Richtlijn 93/16/EEG van 05.04.93) beschrijft de voorwaarden waaraan de opleiding in de huisartsgeneeskunde moet voldoen. - Ze omvat minimum 2 jaar specifieke opleiding, bij voltijds dagonderwijs. - Ze kan pas starten na het zesde jaar medische studie. - De opleiding moet meer praktisch dan theoretisch zijn; ze moet vanaf 01.01.95 minimaal zes maanden ziekenhuisstages en zes maanden huisartsenstages of stages in centra voor eerstelijnszorg omvatten; de kandidaat moet er zelfstandig onder begeleiding kunnen werken; stages in eigen praktijk (in landen die dit systeem kenden voor 1986, is o.m. België) tellen maar voor de helft van de tijd. Om na 01.01.95 de huisartsgeneeskunde te kunnen uitoefenen in het kader van de sociale zekerheid is een diploma van een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde, of een gelijkstelling daaraan (verworven rechten) noodzakelijk. 30.04.93: Ministerieel Besluit (Minister L. Onkelinx) betreffende de erkenning als huisarts wat de toepassing van de wetgeving inzake de verplichte ziekte-en invaliditeitsverzekering, alsmede het voeren van de titel van huisarts betreft. (Staatsblad van 05.06.93). 05.04.95: Het decreet van de Vlaamse Raad dat een aantal wijzigingen bevat aan het universitaire decreet van 12 juni 1991. Het stelt een driejarige opleiding huisartsgeneeskunde in, met aanvang in het vierde jaar van de tweede cyclus van het onderwijs in de geneeskunde, en een tweede en derde jaar post-universitaire opleiding om het diploma van de academische graad in de huisartsgeneeskunde te krijgen. Sindsdien zijn de Vlaamse universiteiten verantwoordelijk voor de inhoud en de structuur van de opleiding en voor het diploma van de academische graad in de huisartsgeneeskunde. (De staatshervorming van 1988 maakte Onderwijs tot de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschappen in ons land). Volksgezondheid en Sociale Zaken, de uitoefening van de geneeskunde, bleven echter een federale bevoegdheid. Het federale Ministerie van Volksgezondheid regelt de voorwaarden voor de stages, de erkenning als huisarts en de toekenning van de bijzondere beroepstitel van huisarts. Voor het tweede en het derde jaar van de opleiding zijn dus twee instanties bevoegd.

©2005 • Vakgroep Huisartsgeneeskunde • Vrije Universiteit Brussel • Laarbeeklaan 103 • 1090 Brussel-Jette
Tel.: +32 2 477.43.11 • Fax.: +32 2 477.43.01 • huisarts@vub.ac.be